Het begin

De historie van Evides begint in 1874 in Rotterdam. Maar voordat Rotterdam over een eigen drinkwaterleiding beschikte, waren de stadsbewoners voornamelijk aangewezen op het water uit de grachten. Die grachten werden echter ook gebruikt om afval in te lozen. Met de sterke bevolkingsgroei in de negentiende eeuw leidde dit al snel tot open riolen die een enorme stank verspreidden.

Rotterdamse Drinkwaterleiding (DWL) 1874-1992

Het Waterproject
Het vieze stinkende grachtenwater en de vele cholera-uitbraken maakten het noodzakelijk om plannen te bedenken om het oppervlaktewater schoner te maken. Het eerste plan kwam in 1841 van stadsarchitect Willem Nicolaas Rose in samenwerking met Jan Arent Scholten, fabriekslandmeter van het Hoogheemraadschap Schieland. Zij bedachten het ‘Waterproject’. Dit was vooral bedoeld om de polderstad, de chique nieuwbouwwijken buiten de stadsvesten, te voorzien van een goede waterhuishouding. De stadsvesten van de binnenstad werden gebruikt als spaarbekken. Van daaruit werd vers Maaswater naar de polderstad geleid. Met behulp van twee stoomgemalen werd het spoelwater vanuit de singels in de rivier teruggepompt. Het Waterproject droeg bij aan het verbeteren van de afvoer van vuil water. De binnenstad werd nu beter doorgespoeld. De polderstad had nog steeds een probleem: het rioolafval dat in het water geloosd werd, bleef hier achter. Dit veroorzaakte een enorme stank in deze chique buitenwijk van Rotterdam.

Gesloten rioolstelsel
W.A. Scholten, directeur van de dienst Gemeentewerken, stelde daarom een gesloten rioolstelsel voor. Het afval(water) werd daarbij gescheiden van het drinkwater. Spoelwater kon door middel van buizen worden aangevoerd vanuit een spaarbekken. De waterleiding was ook bruikbaar voor het aanvoeren van vers drinkwater. Dat zagen ze in het begin als niet meer dan een prettige bijkomstigheid.

De gemeente Rotterdam stuurde aan op de stichting van een particulier waterleidingbedrijf. Het stelde de voorwaarden vast voor een vergunning. In het begin was de belangstelling van particuliere ondernemers groot. Uiteindelijk koos de Gemeenteraad er voor om de waterleiding in eigen beheer aan te leggen en zelf te exploiteren. De DWL zou twee doelen dienen: de aanvoer van het spoelwater voor de gemeentelijke riolen en de verkoop van drinkwater aan particulieren.

De bouw begint
In 1870 werd begonnen met de bouw van het waterleidingbedrijf. Het werd gebouwd aan de Honingerdijk, boven de Oude Plantage. Dit was voldoende stroomopwaarts om ‘zuiver’ Maaswater te kunnen aanvoeren. Er kwamen grote voorraadbassins, inlaatfilters, liggende stoommachines met pompen, een machinehuis, een ketelhuis en een watertoren. Het water werd gedistribueerd via een netwerk van ijzeren buizen. Op 1 oktober 1874 kon de waterlevering beginnen.
In 1914 werd Hoek van Holland geannexeerd door de gemeente Rotterdam. DWL wilde een waterleiding aanleggen via een aansluiting met Maassluis maar daar ging de gemeente Maassluis niet mee akkoord. Hoek van Holland was hierdoor vanaf 1917 aangewezen op de waterboot van de ‘Drinkwaterdienst Maas’ van de Firma D. Hatenboer. Deze waterboot leverde Rotterdams drinkwater aan Hoek van Holland. Alleen via ’s-Gravenzande zou het via een waterleiding kunnen worden voorzien van drinkwater. Maar dat lukte pas in 1940. De periode die volgde stond bol van het ontstaan en samengaan met andere regionale waterbedrijven in omringende gemeenten, zoals Hoek van Holland, Hellevoetsluis, Barendrecht, gemeenten uit de Hoeksche Waard en Zeeland.

Vlissingsche Duinwaterleiding Maatschappij (VDM) 1884 - 1992

In 1870 verwierf de Middelburgse aannemer Dirk Dronkers een concessie (vergunning) van de gemeente Vlissingen om drinkwater aan deze stad te mogen leveren. Om onbekende reden ging dit plan echter niet door. Vlissingen bleef daarom met behulp van schepen zijn drinkwater aanvoeren uit Dordrecht en Rotterdam. Ruim tien jaar later (1881) verkreeg technicus J.L. Gruber een concessie voor een waterleiding in de gemeente Vlissingen. Voordat deze was aangelegd, verkocht Gruber zijn concessie door aan A.H. Diemont van Dathar.

Deze industrieel uit Arnhem was de kapitaalverschaffer. Hij liet Gruber een pompstation in de duinen van Biggekerke bouwen. Op 26 januari 1884 kreeg burgemeester A. Smit het eerste glas duinwater aangeboden van de Vlissingsche Duinwaterleiding. Op 1 januari 1887 ging het particuliere bedrijf over in een naamloze vennootschap: de NV Vlissingsche Duinwaterleiding Maatschappij (VDM).

Aansluiting bij Waterleidingmaatschappij Midden-Zeeland
Het water uit Middelburg werd geleverd via de nieuwgebouwde opjager in Abeele. Dit was echter niet genoeg. Vlissingen voorzag vanaf die tijd namelijk ook de gemeente Oost- en West-Souburg van water. Vanaf 1936 nam de gemeente Vlissingen daarom deel in de NV Waterleidingmaatschappij Midden-Zeeland. Via de nieuw gebouwde opjager bij Sloedam werd drinkwater aangevoerd van de NV Waterleidingmaatschappij Zuid-Beveland. In 1950 werd het gemeentelijke duinwaterleidingbedrijf van Vlissingen overgenomen door de NV Waterleidingmaatschappij Midden-Zeeland.

Op Zeeuws-Vlaanderen, maar ook op grote delen van Walcheren en heel Noord-Beveland waren de inwoners aan het begin van de twintigste eeuw nog niet aangesloten op een drinkwaterleiding. Om hierin te voorzien, werd in 1936 de NV Waterleidingmaatschappij Midden-Zeeland opgericht. Hierdoor konden ook de waterleidingbedrijven van Vlissingen en Middelburg water aangeleverd krijgen via de Zuid-Bevelandse waterleiding.

Aansluiting op drinkwaterleiding
De provincie Zeeland, de gemeenten Vlissingen en Middelburg en de Zuid-Bevelandse Waterleidingmaatschappij bezaten de aandelen van de nieuwe NV. Door deze samenwerking konden nu stap voor stap alle gemeenten in Midden-Zeeland worden aangesloten op drinkwater.

In 1975 ontstond de NV Watermaatschappij Zuid-West Nederland (WMZ) door een fusie tussen de NV Watermaatschappij Zeeland en Stichting de Drinkwaterleiding Goeree en Overflakkee. Bij deze fusie werd ook de provincie Zuid-Holland aandeelhouder. In 1983 sloot het gemeentelijk waterleidingbedrijf van Middelburg zich bij WMZ aan.

In 1992 vond een aandelenfusie plaats tussen de NV Provinciale Zeeuwse Energiemaatschappij (PZEM) en de NV Watermaatschappij Zuid-West Nederland. Beide bedrijven gingen toen op in de nieuwe NV DELTA Nutsbedrijven.

Bouw productielocatie Berenplaat (1961-1966)

Na de Tweede Wereldoorlog kwam de ontwikkeling van het Botlek- en Europoortgebied op gang. Dit had grote consequenties voor DWL. Ten westen van Rotterdam vestigden zich voornamelijk nieuwe petrochemische industrieën, die om enorme hoeveelheden water vroegen. Om aan de sterk groeiende vraag te kunnen voldoen, werd besloten een tweede productielocatie te bouwen.

Brielse Meer
Voor de tweede productielocatie had DWL eerst het Brielse Meer in gedachten. Dit meer ligt namelijk dicht bij de nieuwe industrieën. Om te voorkomen dat het Brielse Meer in nabije toekomst al snel vervuild en verzout zou raken, werd bedacht om het als spaarbekken te gebruiken. Een groot spaarbekken heeft als voordeel dat het bij grote afvoer van de rivier het minder geconcentreerde oppervlaktewater kan opslaan. Zo zijn periodes van lage afvoer met een hogere concentratie vuil water te overbruggen. In 1958 moest men op deze plannen terugkomen. Ook andere partijen toonden namelijk belangstelling voor het Brielse Meer, waardoor het niet geschikt zou zijn als spaarbekken.

© 2024